De Bijbel is een diepzinnig boek vol geheimen. Als je het woord op de juiste manier leest, niet het verhaal als belangrijkste maar haar boodschap, gaat het Woord zich openbaren. Wij lezen meestal niet wat er staat.

maandag 8 november 2010

WIE ZICH DOOR ZIJN EIGEN NATUUR LAAT LEIDEN

Uit de brief van Paulus aan de Romeinen
8, 5-6

Wie zich door zijn eigen natuur laat leiden
is gericht op wat hij zelf wil,
maar wie zich laat leiden door de Geest
is gericht op wat de Geest wil.
Wat onze eigen natuur wil brengt de dood,
maar wat de Geest wil brengt leven en vrede.

Dit is toch prachtig, je zou het zo uit een willekeurig new age boek kunnen lezen. Onze eigen natuur is het ego of dat wat uit het zaad van de man is geboren, het lichaam. Het is het natuurlijke wat moet sterven, voordat de Zoon, wat uit het zaad van God is geboren kan opstaan. Zo laat het Paulus ons weten en deed Jezus het ons voor. Het is moeilijk te accepteren voor een mens dat wij allen als èèn Geest zijn geschapen, het zijn de lichamen die als beelden voor het gelaat van Christus zijn geplaatst. Maar toch zijn er misschien meer mensen die in de èènheid geloven als mensen die in verdeeldheid geloven. Het leven is een hele strijd voor de mens die in de verdeeldheid van het ego gelooft omdat het Gods grootse vijand is die overwonnen moet worden. Omdat men het niet kan begrijpen, gelooft men het niet. Het verstand kàn het ook niet begrijpen, geloven brengt je in een andere staat van denken, waarin je het kunt aanvaarden. Het is alleen dit geloof dat je kan redden. Het is dit geloof wat je rechtvaardigt bij God. Geloof in de ene God de ene Mensenzoon, in ieder mens als Christus aanwezig, hij is de Christus. Als wij de Christus in de mens, zijn ware identiteit niet zien, ligt het niet aan die mens maar aan ons zelf. We hebben dan de Christus, onze ware Zelf nog niet aanvaard of erkend. Je zou kunnen zeggen dat we nog niet genezen of verlost zijn. God zegt dat je heden kunt kiezen, zegen of vloek en leven of dood.

Dt. 30-15
Ik houd u vandaag leven en geluk voor, maar ook dood en ongeluk. Als u luistert naar de geboden van de heer uw God, die ik u vandaag geef, als u de heer uw God bemint, zijn wegen gaat en zijn geboden.

Het is het natuurlijke, het lichaam of ego dat je naar de ‘dood’ voert. Gods Geest, Zijn Zoon die wij zijn leeft eeuwig. De keus is aan ons waar voor wij kiezen. Willen wij een zoon van het vlees of een Zoon van God zijn? Kiezen wij voor een Zoon van God dan zijn wij èèn met Zijn Geest.

Hij zal ons weer herstellen in onze vroegere staat, (het bewustzijn van Zijn Zoon, als eenheid) als wij met heel ons hart en met heel onze ziel terug keren naar Hem. Dit wordt te oppervlakkig gelezen, wanneer je met je gedachten nog bij de wereld of het ego bent, ben je niet met heel je hart en ziel bij de Heer.

Dt. 30-4
Al bent u verspreid tot het einde van de wereld, de heer uw God zal u weer bijeenbrengen.

Wij zijn een verspreid volk dat de Heer weer zal herstellen, in haar oorspronkelijkheid als èènheid. Hij zal ons weer herstellen in onze vroegere staat, als wij Hem alleen beminnen met heel ons hart en heel onze ziel. Onze vroegere staat is het bewustzijn of het weten dat wij Gods Enige Zoon zijn.
God laat het ons weten dat Hij de verdeeldheid als een èènheid beschouwt.

1 Kr 16
U, kroost van Israël, zijn dienaar,
u, zonen van Jakob, zijn uitverkorene.

Kroost als èèn dienaar, zonen als èèn uitverkorene, volk als èèn zoon.

Aant. 1 Kor. 19 KWB
Voor de eerste christenen kwam de onsterfelijkheid van de ziel als gescheiden van het lichaam niet in aanmerking als eigenlijke vervulling van de christelijke hoop. God heeft in Christus de hele mens verlost; de opstanding van Jezus is van die verlossing juist het beginsel en het onderpand.

Omdat de vertalers niet wisten dat dood in het Bijbelse woord een andere betekenis heeft is het ons verkeerd geleerd. Uit de dood opstaan heeft de betekenis, het ego overwonnen te hebben. Weer verbonden te zijn alleen met God, wetende dat je Zijn Zoon bent. Zoals je bij de aantekeningen leest geloofden de eerste Christenen dat het lichaam ook zou verijzen. Het ligt niet aan Paulus, het is echt verkeerd geïnterpreteerd door de vertalers of de leer die toen geloofd moest worden. In het jaar 313 werd het Christendom door Constantijn de Grote uitgeroepen tot een staats godsdienst.
Constantijn stopte de Christenvervolging, daartegenover kregen de Joden die het Christendom niet aannamen het weer heel moeilijk. Constantijn was in de eerste plaats een politicus, ten tweede een keizer en ten derde een moordenaar. Deze heeft het Christendom verplicht met al haar gebruiken, voorschriften en regels te geloven. Er was geen probleem opgelost maar verschoven.
Ik denk dat niet alles van Paulus is, anders spreekt hij zichzelf vaak tegen.

1 Kor. 15- 26
En de laatste vijand die uitgeschakeld wordt, is de dood.

Wanneer het ego de enige vijand van mens en God is uitgeschakeld is ook de dood overwonnen. Bij God zijn wij eeuwig, bij het ego heerst vergankelijkheid. Het is lichaam uit het zaad van de man geboren, het natuurlijke wat eerst moet afsterven. Wij hebben onze Majesteitlelijkheid ingeruild voor aardse vormen zegt Paulus.

1 Kor. 15-42
Zo zal het ook zijn wanneer de doden opstaan. Wat in vergankelijke vorm wordt gezaaid, wordt in onvergankelijke vorm opgewekt.

Wat in vergankelijkheid wordt gezaaid is toch het lichaam dat uit het vlees of uit het zaad van de man is geboren. Het onvergankelijke is de Zoon van God. Beide zijn in ons aanwezig. Je kunt de hele Bijbel als eenheid lezen. Het is hier weer, de zegen of de vloek. De verhalen met de echte zoon en een zoon van de slavin als symboliek ons gegeven, als zoon van het vlees (ego) en de zoon van God. Dit dienen we dan niet als verhaal maar als boodschap te lezen. Het vergankelijke, het lichaam dus kan geen deel nemen aan de hemel. Toch in tegenstelling dan met dat Jezus als een lichaam zou zijn opgenomen. Dit dachten de eerste Christenen.

1 Kor. 15-44
Er wordt een aards lichaam gezaaid, maar een geestelijk lichaam opgewekt.

1 Kor. 15-50
Ik bedoel dit, broeders en zusters: vlees en bloed kunnen geen deel krijgen aan het koninkrijk van God: het vergankelijke krijgt geen deel aan de onvergankelijkheid.

Het waren niet alleen de eerste Christenen, die zo dachten, er zijn nog altijd veel mensen die geloven dat je met het aardse lichaam zult verrijzen. We zullen met een hemels lichaam als geest, wat wij in waarheid zijn verrijzen, als het oude (ego) is afgestorven.
Jezus deed het ons voor, hierin zullen wij Hem moeten volgen, ons leven geven voor onze naaste, het niet leven voor onze eigenbelangen maar er “Zijn“.
Het is ook Gods Naam, Ik ben, of "Ik zal er Zijn". In de betekenis van het Hebreeuws is er “Zijn” een werkwoord. Het; “Zijn” dat is het enige wat God verlangt. Het Zijn is God in ons laten werken, Hij gaat ons in alles vooruit. Als wij er; “Zijn“, is God daar. Er voor anderen "ZIJN" is de betekenis van Gods Naam.

Ex. 2-13
Maar Mozes sprak opnieuw tot God: ‘Als ik nu bij de Israëlieten kom en hun zeg: “De God van uw vaderen zendt mij naar u”, en zij vragen: “Hoe is zijn naam?” Wat moet ik dan antwoorden?’ Toen sprak God tot Mozes: ‘Ik ben die er is.’ En Hij zei: ‘Dit moet u de Israëlieten zeggen: “Hij die er is zendt mij naar u.

Aant. Ex. 2-13 -14
Ik ben die er is: De naam heer (in het Hebreeuws geschreven met de vier medeklinkers jhwh; men neemt aan dat de uitspraak – voorzover men die gebruikte – Jahwe(h) luidde) komt in het O.T. meer dan 6.800 keer voor, maar wordt alleen hier verklaard. Hij wordt in verband gebracht met het werkwoord haja, zijn. God openbaart zich aan Mozes als ‘Hij is er’. Dit ‘zijn’ van God is een met-anderen-zijn of een voor-anderen-zijn. Het is een actieve openheid en aanwezigheid ten aanzien van het volk van Israël en de mensen. Niet toevallig staat de verklaring van de naam heer aan het begin van de geschiedenis van de uittocht uit Egypte. Deze uittocht en de inbezitneming van Kanaän, waar zij op uitloopt, vormen samen het grote heilsfeit waarin het ‘zijn’ van de heer zich bij uitstek openbaart en waarmee zijn naam verbonden blijft

De brieven van Paulus brengen veel verwarring.
Ook wat de wet betreft is Paulus heel verwarrend en worstelt er zelf ook mee. Veel Christenen kunnen deze verwardheid gebruiken om de wet van het O.T te omzeilen. Wat ze niet begrijpen of niet zo goed bij hun levenshouding past is nu deze wet niet meer van toepassing, want Jezus heeft het nieuwe gebracht. Niets is minder waar en misleidend als deze kreet. Jezus zelf zegt hiervan, dat geen komma of letter veranderen zal aan de wet voordat zij vervuld zal zijn. Hij zegt ook dat Hij niet is gekomen om de wet te veranderen. Je merkt dat er veel tegenstellingen zijn in de Bijbel, ieder kan zijn waarheid er in vinden, maar het gaat om de waarheid van God niet de waarheid zoals het ons het beste uitkomt of ons geleerd is. Waar het Paulus omgaat wat de wet betreft, is dat de farizeeën hun heiligheid willen rechtvaardigen doordat zij zich houden aan de wet van Mozes. De regels, bepalingen en voorschriften van een leven in de woestijn, worden door de farizeeën als de wet van Mozes nog altijd als een rechtvaardiging gezien om een heilig volk te zijn. De wet van Mozes is niet de wet van God. De wet van God zijn de tien geboden. Deze zijn door God zelf gegeven, de andere ‘wetten’ of regels zijn door mensen voorgeschreven, deze staan niet in het hart gegrift zoals Gods wetten.

1Kor. 12
Maar hun denken raakte verstard, want tot op de dag van vandaag is diezelfde sluier aanwezig als zij lezen in het oude verbond. Hij wordt niet weggenomen, omdat alleen Christus hem laat verdwijnen. Tot op heden ligt er een sluier over hun hart, telkens wanneer Mozes wordt voorgelezen. Maar telkens als iemand zich bekeert tot de Heer, wordt de sluier verwijderd. Welnu, ‘de Heer’staat hier voor de Geest, en waar de Geest van de Heer is, daar is vrijheid. Het is ons, die met onverhuld gelaat de glorie van de Heer als in een spiegel aanschouwen gegeven om herschapen te worden tot een steeds heerlijker gelijkenis met Hem, door de Geest van de Heer.

Zo is het heden ten dagen nog altijd. Wanneer wij niet in Christus onze Heer, onze Schepper geloven zoals Abraham, en ons niet geheel toewijden aan de Vader in ons leven en gebed zal ook bij ons een sluier voor het gezicht blijven hangen. Het zich keren tot de Heer is waardoor de wet van Zijn Geest ”ik zal er Zijn” in werking treedt. Gods Heilige Geest in het O.T. Zijn rechterhand genoemd, neemt deze verstardheid weg. Deze wet, van Liefde en vergerving die niet bij iedereen bekent was kwam Jezus ons leren. Ook Paulus kent deze wet en toch is het een verward geheel geworden.

Gal. 5 18
Maar wanneer u door de Geest geleid wordt, bent u niet onderworpen aan de wet.

Rom. 7-12
De wet is dus heilig, en het gebod is heilig, rechtvaardig en goed.


Rom. 7-5
Toen we ons nog lieten leiden door onze eigen wil, werd ons bestaan beheerst door zondige hartstochten die de wet in ons opriep en droeg het alleen vrucht voor de dood. We waren aan de wet geketend, maar nu zijn we bevrijd; we zijn dood voor de wet, zodat we niet meer de oude orde van de wet dienen, maar de nieuwe orde van de Geest.

Dit is toch niet helemaal de waarheid, Gods Geest waar Paulus het over heeft is er altijd geweest. Vergeving is ook in het O.T. volop aanwezig. Aan de wet van God zijn wij nog altijd geketend, want zij is heilig en heelmakend. Het is deze Geest die Jezus liet opstaan die ook in ons aanweig is, en die ook in het O.T. al werkzaam was.


Paulus bedoelt de voorschriften van Mozes die als de wet van Mozes worden gekend, en die een mens als een rechtvaardige zou maken bij God. Paulus voelt zich hiermee bedreigt wat zijn evangelie betreft. Het gaat mede om de besnijdenis, waar zij Paulus op aanvallen. Het zijn deze voorschriften die Paulus bedoelt met de wet die geen betekenis heeft. Het heeft niets te maken met de wet van God of de tien geboden.
Daar heeft Paulus dus gelijk in, maar het komt heel verwarrend over.
Ook nu zijn er nog altijd mensen die geloven dat de voorschriften van hun kerken hun zullen heiligen of verlossen. Terwijl ze zich weinig bezig houden met de navolging van Christus; “het leven voor een ander, of zonder eigenbelangen leven”. Jezus noemt het: je leven geven, wat Hij ons werkelijk voordeed. Maar dit extreme voorbeeld verlangt Hij niet van ons. In waarheid sterft en leeft ieder mens voor zijn naaste. Wij zijn de Mensenzoon, die voor de verlossing van de wereld leeft en sterft. Ons aardse lichaam (ego) zal gekruisigd moeten worden willen wij de wereld verlossen. Wanneer dit overwonnen of gekruisigd is zal deze wereld, die wij waarnemen niet meer zijn, dood zal niet meer bestaan, de wereld is verlost uit de gevangenis van onze gedachten.


Zolang wij onze naaste nog willen overtreffen in alles,en niet in vrede leven met de dieren zullen we door de Christus in ons niet bevrijdt kunnen worden. Het zijn allemaal eigenschappen die niet van God zijn. Het hart moet rein zijn wil God ons als een rechtvaardige zien. Veel mensen hebben een verkeerd beeld van de verlossing. Zij denken te geloven maar zijn niet rechtvaardig. Verlost zijn we allemaal, maar uit de illsusie waarin het ego ons laat leven, moeten we nog ontwaken. Wij hebben allemaal nog de gewoonte's van het vreemde volk die wij van God niet mogen overnemen, het is volk wat vanuit het ego leeft, de zoon uit het vlees. Het lijkt allemaal wat onwerkelijk, maar als je de Bijbel goed bestudeerd en de juiste betekenis van het Hebreeuwse Bijbelwoord leert kennen, kom je toch tot deze conclusie. Maar door God alleen met hart en ziel te dienen en bij Hem te “Zijn” zal Hij ons leiden naar de verlossing.

0 reacties:

Een reactie posten

Aanmelden bij Reacties posten [Atom]

<< Homepage